Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [83]Hun werken en hun gedachten! [84]Het komt, [85]dat Ik vergaderen zal alle heidenen en [86]tongen, en zij zullen komen, en zij zullen [87]Mijn heerlijkheid [88]zien. 83. Anders: maar mij aangaande, o hunne werken, enz., alsof God, nadat Hij in het voorgaande vers, vs.17, de gruwelijke afgoderij der goddeloze Joden bestraft had, een bedreiging hierbij voegde, sprekende als de vertoornde, met korte afgebroken woorden. Of men kan deze woorden aldus stellen: Zou Ik hunne werken en hunne gedachten [verdragen]? Alsof Hij zeide: Ik zal ze geenszins verdragen, maar op een korten tijd zal Ik alle heidenen vergaderen, enz. 84. Dat is, de tijd komt. 85. Dat is, in de plaats der boze en goddeloze Joden zal Ik de heidenen roepen, en Ik zal hun mijne heerlijkheid openbaren. 86. Dat is, allerlei volken, die verscheidene talen spreken. 87. Die God de Heere in het Evangelie openbaart, verlossende het menselijke geslacht door Jezus Christus. 88. Dat is, deelachtig worden.